Ze gilt als Bianca Castafiore.
Wat je op dat moment ook aan het doen bent, je kijkt op.

In mijn geval mors ik tegelijkertijd een halve kop koffie over de krant en de keukentafel. Door het grote schuifraam zie ik haar met haar zus zitten. Snoet in de zon. Allebei in hun badpakje. Druk aan het spelen. Een bassin met water. Wat handenvol Playmobil-poppetjes. En een eindeloze namiddag. Meer is er soms niet nodig.

De gil was er een van plezier. De jongste draait met haar handen in de lucht rond haar as. De oudste ratelt als een mitrailleur. Lachen, gibberen, zingen …

Ad infinitum.

Ik zie enkel de twee dochters. Niet de wereld waarin ze zich nu amuseren. Het nodigt uit om oeverloos naar hen te tureluren. Om te zoeken of ik toch niet kleine stukjes van hun verbeelding kan ontginnen. Een blik kan werpen op die wereld die nu enkel van hen is.

Dat de koffie ondertussen de vloer op drupt, doet er even niet toe.

Ik moet het doen met wat ik hoor. De plot gaat in elk geval razendsnel. Is onontwarbaar. Tragedies en rampen bij het Playmobil-volkje wisselen elkaar in sneltempo af. Een onverwachte wending loert altijd om de hoek.
Ongebreideld.
Onversneden.
Honderd procent zuivere fantasie.
Van de allerbeste soort.

 ‘’t Zijn van de loatste’, roept de marktkramer onder mijn schedel. Daar durft een vader al eens zijn hoofd over breken.

Acht en elf zijn ze. Dan weet je dat dit soort momenten vanaf nu alleen maar schaarser worden. De tijd is daarbij een slechte vriend die alsmaar harder het gaspedaal induwt. Soms lijkt het of de weken elkaar proberen in te halen. Voor je het weet is morgen eergisteren. Of volgende week een half jaar geleden. Het voelt alsof alles al lang in galop zit. Dat het wellicht niet sneller meer kan gaan, moet troost bieden.
Dat doet het niet altijd.

De trampoline plinkt en ploinkt. De Playmobil-populatie ligt op haar buik in het water. In hun fantasiewereld passeert genocide geluidloos. Iets wat je van de bokkesprongen op de trampoline niet kunt zeggen.

Acht en elf.
Acht. Nog volop kind. Al huist er in haar hoofd soms een man van middelbare leeftijd met een midlifecrisis.

Elf. Ook nog volop kind. Voor wie het nuchter bekijkt. Maar de puberteit trekt gretig aan haar arm. Zij trekt zich los. Elke keer.

‘Groter worden, is dat verplicht?’, durft ze soms te poneren.
Stel je voor dat het vrijblijvend was. Dat we mochten kiezen.

Ze ziet hoe haar omgeving in vijfde versnelling verandert. Leeftijdsgenoten dwepen met flared jeans en het juiste model van crop top. Ze luisteren bij voorkeur naar artiesten die featuring of een ampersand - je weet wel, dat &-teken - in hun naam hebben. En ze kijken op naar influencers en YouTubers wiens grootste talent is dat ze zichzelf zonder enig talent kunnen verkopen.

De smartphone is de atoombom op die leeftijd. Zij die er een hebben pronken ermee als eremetaal en halen het onding boven zodra het kan. Zij die er geen hebben, tellen af naar het moment dat ze er wel een op zak kunnen steken. Zijn zoals de andere is de norm. De selfie en de filter zijn gepromoveerd tot een overgangsritueel, de poort naar het volwassen leven. De Spartaanse jeugd zou er zich een breuk mee lachen.

We hebben onszelf wijsgemaakt dat de smartphone verbinding creëert en een blik biedt op de wereld. Maar in het beste geval is het toestel een peperdure gameconsole met spelletjes die Nintendo eind de jaren tachtig niet had durven uitbrengen. In het slechtste is het een spiegel. Een handleiding tot narcisme.
In nulletjes en eentjes.
In likes en dansjes.
In Tiks en Toks.

‘Kijken naar iemand die exact hetzelfde dansje doet als duizenden anderen, dat boeit toch niet?’ De oudste serveert soms nuchterheid die je zelfs bij AA-anciens niet terugvindt.

Vastberaden en met een groot hart timmert ze aan haar eigen weg, enkel onderbroken door periodes van onzekerheid. Het is een zoektocht die ze soms met tranen betaalt.
Daar ligt een vader al eens wakker van.

De plotse stilte buiten klinkt verraderlijk. De dochters zijn buiten beeld. Geluidloosheid kondigt vaak een ruzie aan, een abrupt einde aan een oeverloze namiddag. Maar deze keer niet. Ik hoor gesmiespel en gekonkelfoes. Het woord ‘waterpistool’ valt. De garagedeur gaat piepend open en dicht. Gerommel in de buitenspeelgoedbakken. Een emmer loopt vol met water. Stil gegiechel en gesus wisselen elkaar af. 
Snode plannen zijn in de maak. Enkel het slachtoffer ontbreekt.

Als vader ben je per definitie een idioot.

‘Papa, papa, kom snel naar buiten!’, schreeuwt de jongste ergens uit een blinde hoek.
‘Er loopt een Ankylosaurus over het veld’, voegt de oudste eraan toe.
Kennis van dinosaurussen is een must in ons huishouden.

Ik storm naar buiten, naar de rand van het gras en speur het veld dat achter ons ligt theatraal af. Als vader ben je per definitie een idioot. Een goedgelovige schlemiel die zich altijd gewillig in het ootje laat nemen. Ook al weet je dat de dochters al lang door de act heen kijken. Soms hou je dingen vol omdat je er nog geen afscheid wilt van nemen.

‘Waar is dat beest?’ Ik vraag het luid om het gegrinnik achter me te overstemmen. Dan draai ik me om en kijk in de lopen van twee overmaatse waterpistolen.

Ze schieten zonder waarschuwing, maar met donderend gelach.
Ik ga ten onder zoals James Caan aan het tolhuisje in The Godfather.

‘’t Zijn van de loatste’, herhaalt mijn inwendige marktkramer. Dat kan best zijn. Maar ook de laatste voorstelling speel je alsof het je eerste is.

Geïnspireerd om ook eens naar buiten te turen? Om wat je uit je raam ziet en daarbij denkt met anderen te delen? Kruip in je pen en stuur het resultaat naar leef@cm.be. Wie weet maakt onze illustrator binnenkort van jouw 'Turelure' een illustratie. 

Ontdek ook